Keuze van viswater en stek op dat viswater. Grote vis of veel vis? Hoe lokaliseer je zo’n viswater?
Waar te vissen op karper?
Het ideale karperwater is een rekbaar begrip, immers als het op 100 km afstand ligt, wordt het al een stuk minder ideaal. Randvoorwaarden zoals vervoer zullen dus uiteindelijk meebepalend zijn voor de waterkeuze. Het zal duidelijk zijn dat iemand met een auto in het waterrijke westen, beter af is dan de karpervisser op De Veluwe die alleen de plaatselijke vijvers binnen zijn bereik heeft.
Toch wil ik dit punt vooraf even benadrukken want maar al te vaak komt teleurstelling door een (noodgedwongen) minder gunstige keuze van het water. De keuze van het viswater (en daarbinnen de stek) bepaalt namelijk voor een groot deel de hele verdere visserij.
Verder dien je jezelf af te vragen of je liever veel vangt of liever groot. Beiden is natuurlijk het mooist maar een uitzondering. Het is doorgaans het één of het ander.
Populatie opbouw en aanwezig visvoedsel
Indien er karper is uitgezet ben je er zeker van dat ze er ook echt zitten. Als er bovendien sprake is van een gunstige biologische situatie (zie ‘type water’) dan kan er ook in water met een hogere karper-dichtheid, nog kans zijn op een grote vis. De plaatselijke visstandbeheerder (doorgaans de hengelsportvereniging) kan informatie verschaffen over karperuitzettingen. Ook kun je natuurlijk informeren bij andere karpervissers. Hierbij teken ik aan dat het in Nederland moeilijker is een water te vinden waar geen karper zit dan andersom. Toch is in de meeste wateren in Nederland nooit karper uitgezet. Kennelijk is de karper dus op eigen kracht in al die wateren terecht gekomen.
Het groeien van de vis
Het voordeel van wateren waar is uitgezet is dus een stukje zekerheid, het nadeel is dat de uitzettingen nogal eens de draagkracht van het water te boven gaan. Dit gebeurt sneller dan men denkt: op een gemiddelde vijver van 0.5 hectare (200 bij 25 meter) is de aanwezigheid van 20 karpers al behoorlijk veel. Gemiddeld kan een hectare 250 kg vis bevatten en in dit voorbeeld dus 125 kg. Als je dit door 20 deelt kom je uit op 6.25 kg of 12.5 pond per karper. Er is dan dus niet genoeg voedsel om te vis te laten doorgroeien. In de praktijk heb je echter ook nog te maken met brasem, paling, voorns en zeelten die een vorkje meeprikken, waardoor de groei van de karper nog verder wordt geremd. Overigens is die 250 Kg per ha. een gemiddelde en zal het op zandgrond lager, maar op kleigrond beduidend hoger liggen. Zo ken ik een kleiputje van 0.5 hectare waar inderdaad zo’n 20 karpers rondzwemmen (en veel brasem) inclusief enkele 20-plussers.
Type water
Het voorgaande betekent dat als men uit is op het vangen van grotere karpers, de keuze misschien maar beter kan vallen op wateren met een dunne bezetting. Afgesloten wateren als plassen hebben daarbij het voordeel dat toch wel iets bekend is over de populatie en de vis binnen zekere grenzen niet kan verdwijnen. Het vrije buitenwater bevat zoals gezegd dus wel degelijk ook karper. Naast ontsnappingen vanuit uitzettingen is de karper ook een vis die al vanaf de middeleeuwen in Nederland wild voorkomt. Met name in noordelijk Noord-Holland, delen van Zeeland en in de provincie Friesland is sprake van populaties wilde (of verwilderde) karpers. Deze populaties zijn doorgaans nogal succesvol in de voortplanting (anders waren ze er ook niet) met als gevolg hoge dichtheden in vaak ondiep water. De verwilderde karper wordt dan ook niet zo zwaar. Maar ook in het IJsselmeer, de Randmeren, (grote) kanalen, boezemwateren en op de grote rivieren komen verwilderde karpers voor. Op deze wateren is de vis/voedsel situatie doorgaans gunstiger met als gevolg een goede groei van de karper. Naast plassengebieden met uitzet (bijvoorbeeld de Nieuwkoopse plassen) zijn dus ook deze openbare wateren een goede keuze voor het vangen van grote karper. De aanwezigheid van planten, takken, obstakels, rietkragen en natuurlijke (niet beschoeide) oevers is gunstig voor kansen op grote karper. Door deze objecten wordt de ‘productie’ van het water als het ware verhoogd. Dit geldt in toenemende mate als er veel doorstroming van water en/of peilwisselingen plaatsvinden. Nog gunstiger wordt het als de bodem uit klei of veen/klei bestaat. Ook de hele vis-levensgemeenschap moet tenslotte worden meebeschouwd : een hoge dichtheid aan brasem/blankvoorn is weer minder gunstig voor de groei van karper.
Succesfactor : Kies voor water met groei-potentieel! Wees creatief.
Stek uitkiezen
Wat voor water je uiteindelijk ook uitkiest, de volgende en veel lastiger stap is het bepalen van een gunstige stek. In het algemeen is het gunstig als de karper ook daadwerkelijk waargenomen kan worden, dan zit je in ieder geval dicht bij de vis. Doordat de vis met name in de nacht flinke afstanden kan zwemmen, kan op stekken waar je overdag nooit iets ziet, ‘s-nachts prima gevangen worden. In dat geval moet er op andere dingen worden gelet, waarover hierna meer. Een topografische kaart (1:25000) kan helpen om na te gaan of stekken bereikbaar zijn en wat voor omgeving er kan worden verwacht.
Observatie
Zeker op niet al te diep water zal de karper zijn aanwezigheid soms aan ons verraden. Mits we goed opletten! Vooral in het voorjaar (m.n. april / mei) lukt dat vaak goed. Waar kunnen we zoal op letten?
*Bellenblazer of borrelaars ; Karpers die in de bodem wroeten, laten daarbij vaak een bellenspoor achter. Karper is te herkennen aan relatief grote bruisplekken met zowel kleine als grote bellen. Soms blijft de karper behoorlijk lang op een plek rondhangen.
*Kolken, golven en V-sporen op het wateroppervlak. Ook de wind maakt V-sporen, maar die zijn veel minder vet en ogen nerveuzer. In de golven verraad een karper zich soms ook middels een kolk. In dat geval is dat te zien aan een soort plat stuk in een verder regelmatige kabbel.
*Springende karper (!), vaak de enige manier om karper op groot en diep water op het spoor te komen.
*Vis die ligt te zonnebaden of hoog in het water zwemt
*Paaiende vis (dé gelegenheid om een indruk te krijgen van de lokale populatie).
*Vangsten van collega karpervissers.
*Truc van het verdwenen voer ; als observeren met het oog niet lukt kan voeren en de volgende dag inspecteren (desnoods met snorkel) of het voer is verdwenen, een aanwijzing voor de aanwezigheid van karper zijn. Gebruik boilies.
Indien het met behulp van de observatie is gelukt om een stek met karper te vinden kan er worden begonnen met vissen. Over de technieken van het vissen op karper zijn vele goede boeken geschreven. Op deze plaats wil ik er dan ook niet te veel op in gaan. In het deel over voeren en tactiek zal ik echter wel wat zeggen over presentaties.
Wel raad ik aan om met name op bellenblazers en andere karpers die direct hun aanwezigheid verraden, actief te vissen, en het vissen met zelfhaaksystemen toe te passen in situaties waar de karper niet direct is gesignaleerd of op plaatsen waar een meerdaagse voerplek is aangelegd.
Overige stekken / holding area’s / nachtvissen
Indien het niet is gelukt om de karper visueel op te sporen, is het bij de stekkeuze mogelijk zich te laten leiden door de volgende zaken :
*Kies plantenbedden (waterlelies of gele plompen zijn goed) of obstakels (omgevallen bomen, dukdalven, woonboten, oude fietsen etc.). Denk wel aan de sterkte van het materiaal en ga desnoods op enige afstand van de obstakels zitten zodat er een redelijke kans is een gehaakte vis te landen.
*Plaatsen waar de diepte verloopt, onderwatertaluds. In de zomer is een talud wat van 1.5 naar 4 meter diepte verloopt (mits niet te steil) een goede keuze.
*Plaatsen waar mosselbanken liggen (soms in combinatie met taluds).
*Plaatsen net uit de stroming (indien aanwezig).
*Stijf langs (houten) beschoeiingen. Niet zelden zitten er tal van slakjes, algen e.d. op deze beschoeiingen en de karper gaat daar regelmatig naar op zoek. Het mooist is als er een meter of 2 water staat, maar minder kan ook. Vaak goede stek op kanalen en bij drukke scheepvaart zelfs de enige optie.
*Ondieptes verder uit de kant (plateaus). Vooral als het in de omgeving juist heel diep is, is een relatief ondiep plateau een trekpleister voor karper.
*Vaargeulen. Wellicht een beetje in tegenspraak met het langs de kant vissen, maar er zijn wateren waar de beste stekken doodgewoon in het midden liggen. Vooral op riviertjes en kanalen waar niet al te veel scheepvaart is, is dit een goede optie. Dit heeft ook te maken met het feit dat de karper daar veilig is en als het ware woont.
Peilen
Een werphengel en een stuk lood kunnen met wat ervaring worden ingezet als peilgereedschap en als ‘sonar’ om mosselbanken mee op te sporen. De mosselbanken voel je via de hengeltop door tikken op het lood. De diepte is te meten door te tellen vanaf het moment dat het lood het water raakt. Bij een kaal stuk lood moet je uitgaan van ruim 1.5 meter per seconde. Bij lood en boilie ligt dit op ongeveer 1 meter per seconde. Natuurlijk kun je voor het in kaart brengen van het bodemverloop ook gebruik maken van een fishfinder. De aanschaf van zo’n duur apparaat is absoluut een aanvulling voor de jager op groot wild.
Holding area’s
Ik noemde al het midden van een kanaal of rivier als verblijfplaats voor karper. Dit zijn als het ware de plaatsen waar de karper verblijft als ze rusten (holding area’s). Pas in de schemering verlaten de vissen deze plaatsen en zwermen uit over de rest van het water op zoek naar voedsel. Ook in plantenrijke zones, of langs begroeide oevers mag de karper graag overdag verblijven. De mate waarin de karper er uitgesproken rust en foerageer gebieden op na houdt, hangt mede af van de hoeveelheid verstoring. Is die gering, dan zal de karper niet specifiek naar een rustgebied keren als de dag vordert. Vaak heeft de vis natuurlijk geen keus (klein water) en ook dan is er dus geen sprake van een holding area.
Het moge duidelijk zijn dat de holding area’s goede stekken zijn, ook overdag. Deze stekken leveren op de dag soms meer aanbeten dan enig andere nachtstek langs hetzelfde water. Voor het ontdekken van holding area’s op wat groter water is de fishfinder een uitkomst.
Succesfactor : Speur de vissen op en bevis de vis waar die zich op houdt!
Nachtstekken
In de nacht zwermen de vissen zoals gezegd uit over het gehele water en is er dus op vele plekken wel kans op een vis. Toch zullen de beten in hoeveelheid nooit zo hoog zijn als in een holding area. Voor de keuze van nachtstekken let men op dezelfde zaken als onder ‘overige stekken’. Maar er is nog iets waar men op dient te letten : er zijn wateren waar de karpers heen en weer pendelen tussen woon en eetgebieden. De stukken die ze onderweg passeren zijn soms helemaal geen goede stekken. Dit ondanks het feit dat er massa’s vis over de stek schuiven. Kennelijk is de vis niet gewend om eten te zoeken op deze plaatsen. Een voorbeeld is een verbindingsstuk tussen 2 plassen gebieden. Aan beide zijden van de verbinding was karper te vangen, maar niet erin. Terwijl de karper daar wel zwom! Let wel, uitzonderingen zijn er natuurlijk altijd.
Schoolvorming
Met name op (grotere) plassen, maar ook wel op kanalen en rivieren leeft de vis in scholen. Hoe groter de plas, hoe langer het duurt voor de school een rondje heeft afgelegd en zo kan op uitgestrekte wateren een populatie geheel buiten beeld raken. Vooral van Franse meren is dit verschijnsel wel bekend. Vaak rest er niets dan te wachten tot de vissen weer langs komen, vaak worden dan meerdere vissen kort na elkaar gevangen. Zo kan in wateren waar de vis supersnel groeit en derhalve dun is gezaaid, toch goed worden gescoord. Mits men op de juiste tijd op de juiste plaats is uiteraard.
Recente reacties