STRATEGIE
Voeren, Techniek en Tactiek
Lange termijn, voerstrategie
Hoewel ik vaak ‘op de bonnefooi’ een nachtje ergens ga zitten, kan ik niet ontkennen dat voeren de kansen behoorlijk verhoogd. Het zou me niets verbazen als het effect een factor 2 is. Wie specifiek uit is op grote karper verhoogt zijn kansen met voeren zelfs nog meer. Ik zal dit uitleggen.
Het is de ervaring van vele karpervissers dat op een voerstek de eerste vis(sen) die zich aandienen, vaak de grootste zijn die op de stek gevangen worden. Een gegeven uit de praktijk, waar natuurlijk een verklaring voor moet zijn. Kennelijk is het zo dat die grote karper als het ware al ligt te wachten op de volgende smakelijke hap en dus in de buurt van de voerstek rondhangt. Deze vis heeft dus ontdekt dat er hier dagelijks iets lekkers ligt. Nu kunnen er 2 dingen aan de hand zijn :
1. Deze vis heeft steeds al het voer opgegeten en in feite heb je dus maar 1 vis op de stek gelokt, maar wel een kanjer.
2. Er is ook wel andere karper geïnteresseerd in je voer, maar de grote vis houdt zijn soortgenoten op afstand.
Omdat het soms voorkomt dat er na de eerste grote vis nog meer (kleinere) volgen zou je haast denken dat optie 2. de waarheid is. Hoewel ik het niet uitsluit denk ik toch eerder aan optie 1, temeer omdat de praktijk vaak uitwijst dat er na de eerste vis niet veel meer gebeurt. O.k. er wordt nog wel eens een visje achteraan gevangen, maar wie zegt dat die vis daar niet voor de eerste keer komt? Grote karper moet veel eten en is dus ook sneller op een voerplek te krijgen, en eet die vervolgens vrolijk leeg. Dit zogenaamde afroom-effect treedt naar mijn ervaring veel minder op bij gebruik van particles, dan vang je meer formaten door elkaar. Als je niet voert maar instant vist doet zich een vergelijkbare situatie voor, maar ligt het aantal vissen lager. Het lijkt er dus op dat het formaat van het aas mede bepalend is voor het formaat van de gevangen karper.
Alle reden dus om toch maar een voerplek aan te leggen, het verhoogt zonder meer de kans op succes, zeker op het vangen van een grote karper. De oplettende lezer heeft hieruit nog een conclusie kunnen halen : de grootste vissen zijn eigenlijk het gemakkelijkst te vangen. Toch laat ik deze conclusie graag aan je zelf, al was het alleen maar omdat er natuurlijk ook grote karper bestaat die niets moet hebben van jouw aas en gewoon doorgaat met het zoeken naar natuurlijk voedsel.
Herkent de karper de boilie wel als voedsel?
Het feit of karper bereid is de boilie in zijn voedselpakket op te nemen hangt waarschijnlijk vooral af van het volgende :
-er is vaak mee gevoerd en de vist heeft het leren kennen als (veilig) eetbaar,
-de lokale karpers zijn gewend om grote objecten zoals mosselen te eten.
Een boilie past in dit voedselpatroon.
Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat op water waar geen mosselen zitten, de boilie moeilijker aanslaat. Tevens zijn dat vaak wateren met een zachte bodem. Op dit soort bodems kunnen mosselen zich niet vasthechten en komen dus niet veel voor. De karper zal in deze wateren bijv. tubifex en muggenlarven eten, boilies worden niet standaard als voedsel herkend. Wel als er veel mee gevoerd is natuurlijk. Particles als hennep (vist lekker in combinatie met maples/mais) worden in die wateren vaak wel direct genomen, zeker op een voerstek.
Het opbouwen van de voerstek
In wateren waar weinig op karper wordt gevist voldoet de standaard voermethode : 2/3 keer een boilie of 80 (18 mm) voeren. In de winter terugbrengen tot 25. In de herfst pas gaan minderen als de watertemperatuur onder de 13 graden komt. Wil je in de ochtend gaan vissen, ook in de ochtend voeren. Vist je ‘s-nachts, dan voeren in de avond. Evt. bijvoeren van particles alleen de eerste dag, dit om de voerstek wat meer body te geven.
Voer op een herkenbare plaats, redelijk compact. In situaties met dressuur kan het verstandig zijn om een ander patroon van voeren toe te passen , bijv juist heel verspreid.
Succesfactor : Wissel geregeld van voerpatroon (als je op hetzelfde water vist)!
Voerstekken die echt succesvol zijn kunnen gedurende langere tijd worden bijgehouden, bijv met het naderen van de winter. Op deze wijze kan een winterstek worden onderhouden. Wel moet op de lange-termijn voerplek rekening worden gehouden met het gegeven dat de grootste vissen doorgaans reeds in het begin aan de beurt zijn. In een later stadium komen de kleinere vissen, al loopt er soms een grotere tussendoor.
Het steeds weer op nieuwe stekken voeren is het meest effectief. Bovendien leert men op deze wijze eigenlijk de populatie kennen. Als er geen vissen op de kant komen is er sprake van een mindere stek. Op deze wijze wordt in feite het potentieel in kaart gebracht, handig als visuele observatie niet mogelijk is. Vooral de maand september leent zich bij uitstek om nieuwe stekken te ontdekken. In deze tijd aast de vis zo gretig dat 2 dagen voeren wel genoeg is om een beeld te krijgen. In de mindere maanden kan men zijn voordeel doen door alleen bewezen goede stekken te bevissen.
Succesfactor : Wissel vaak van (voer)stek!
Eenmaal aan het vissen is het zoals gezegd van belang om af en toe wat bij te voeren. Dit is een punt wat nogal eens onderschat wordt. Op dagen dat de karper het slecht doet, kan het bijwerpen van enkele boilies net dat zetje geven wat de vis nodig heeft om toch wat te azen. Dit geldt dus ook als er nog plenty voer op de stek ligt!
Succesfactor : Bijvoeren tijdens het vissen!
Op welke plaats presenteren we onze aas-boilie?
Als ik met drie hengels kan vissen, gooi ik standaard 1 hengel buiten de voerplek. Wantrouwende vissen die tussen veel boilies nerveus worden pakken soms wel die ene losse. Ook als ik maar met twee hengels kan vissen gaat er altijd eentje op het voer en eentje ernaast. De haak op de ‘losse’ hengel kan desgewenst van een aantal boilies op PVA-string worden voorzien. Dit voor wie een ‘hook bait only’ wat te karig vindt.
Succesfactor : Buiten de voerstek vissen! Kansen spreiden!
De samenstelling van de boilie
Het moge duidelijk zijn dat ik niet veel waarde hecht aan de samenstelling van de boilie. Ik zal dit nuanceren : er kan op elke mogelijke boilie karper worden gevangen. Iedere karpervisser kan dit beamen. De vraag rijst dan ook of de smaak / geur / kleur er nou werkelijk wel zo veel toe doet. Ik denk dat men al snel geneigd is een succes aan de samenstelling van de boilie toe te schrijven, terwijl het bijv eerder ligt aan stekkeuze en wijze van voeren. Wel is het zo dat een boilie een goed verteerbare samenstelling moet hebben. Of laat ik het anders zeggen, het moet geen troep zijn zonder voedingswaarde. Als de vis er ziek van wordt zal hij de stek niet meer bezoeken omdat hij die plek met iets onprettigs associeert. Dit zou wel eens het geval kunnen zijn bij bedorven boilies of bijv als er te veel conserveringsmiddelen in zitten. Er wordt erg veel geschreven over zorgvuldig uitgebalanceerde eiwit/koolhydraat/vet verhoudingen en ook wordt vaak verwezen naar wat literatuur uit de jaren 60, waarin staat dat karpers een voorkeur hebben (lees : het beste groeit) voor eiwit percentages van rond de 25%. Deze conclusies zijn op zich zelf juist (want wetenschappelijk aangetoond).
Toch kun je er als visser niet veel mee want :
-In tegenstelling tot in het laboratorium is er in onze vispraktijk geen sprake van gecontroleerde omstandigheden.
-De vis eet 99 % van de tijd natuurlijk voedsel van sterk schommelende samenstelling, doorgaans eiwitrijk met een hoge biologische voedingswaarde.
-We hoeven ze niet vet te mesten, we moeten ze lokken en vangen.
-Een karper kan het eiwitgehalte niet meten.
Wel is het een absoluut gegeven dat de karper dol is op koolhydraten. Al het klassieke aas (brood, aardappel, maïs, roggebrood) bevat dan ook veel koolhydraten. Helaas zijn er begin jaren 80 enkele Engelsen met eiwitrijk aas gaan vissen. Zij vingen goed en legde de relatie met het eiwitrijke aas (want natuurlijk voedsel is ook eiwitrijk). Wat zij niet in de gaten hadden is dat hun vismethode (boilies en hairbevestiging) en afwisseling in aas in feite ten grondslag lagen aan hun succes. Met elke andere samenstelling hadden zij minstens even goed of zelfs beter gevangen. Wat erger was, was het feit dat deze Engelsen een ware karperrevolutie ontketenden met als een van de relikwieën de eiwitrijke boilie. Vandaag de dag weten we dus dat dat niet nodig was geweest. En inderdaad lees je meer en meer de mening dat de samenstelling van de boilie geen bepalende succesfactor is. Ik deel die mening.
De smaak, vorm en geur van de boilie. Flavours
Wie altijd in de nacht vist hoeft zich van kleur in ieder geval niets aan te trekken. In helder water speelt in ieder geval het contrast me de bodem een rol. Is aanvankelijk een hoog contrast met de bodem een voordeel (vis vindt het aas snel) al snel wordt dit een nadeel (vis wantrouwt sterk opvallende boilies). Probeer de vis te verwarren door verschillende kleuren door elkaar te gebruiken bij verder gelijke samenstelling.
In flavours geloof ik niet, hooguit gebruik ik wel eens een sweetener of iets van appetite-stimulator. In dressuursituatie kan men beter de flavour weglaten in plaats van naar een andere flavour te zoeken. Wil je toch flavour gebruiken, doe dan hooguit de helft van de aanbevolen dosering. Flavours hebben nog het meeste zin in de situatie waarbij de vis niet op een voerstek wordt bevist en men dus een passerende vis tracht te lokken.
De vorm van de boilie kan in dressuursituaties wel een handige factor zijn. Maak eens kussentjesvormen of vierkante, dit doet wonderen.
Succesfactor : kies afwijkend aas zoals gekke vorm of formaat!
Recente reacties