De Flora- en faunawet vormt het wettelijk kader voor de bescherming van in het wild levende in- en uitheemse planten- en diersoorten. De Wet integreert de verschillende wettelijke regelingen die voorheen dienden ter bescherming van in- en uitheemse planten en dieren in Nederland, waaronder (Hoofdstuk V van) de Natuurbeschermingswet 1967; de Vogelwet; de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en de Jachtwet.

De Wet bevat geen specifieke bepaling waarin het toepassingsgebied is aangegeven. Dit betekent dat de Wet van toepassing is op het Nederlandse grondgebied, inclusief de territoriale zee. Een wetswijziging om de werkingssfeer van de Flora- en faunawet uit te breiden tot de EEZ is momenteel in behandeling bij het parlement.

De Wet bevat een algemene zorgplicht voor een ieder voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving (artikel 2).

Kern van de Wet wordt gevormd door Hoofdstukken II en III. Hoofdstuk II heeft betrekking op de aanwijzing van beschermde in- en uitheemse planten- en diersoorten. De Wet bepaalt dat als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt:

a. alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, waaronder alle zeezoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij AMvB aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis;

b. alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels, waaronder alle zee- en kustvogels, met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij AMvB aangewezen soorten;

c. alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; en

d. alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, waaronder een groot aantal zeevissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet van toepassing is.

Andere dier- en plantensoorten zijn bij AMvB aangewezen als beschermd (Besluit van 28 november 2000, houdende aanwijzing van dier- en plantensoorten ingevolge de Flora- en faunawet). De aanwijzing geschiedt bij ministeriële regeling indien dit noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties. Een dergelijke aanwijzing is vervat in de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.

Hoofdstuk III bevat algemene verbodsbepalingen ten aanzien van de planten- en diersoorten die zijn aangewezen als beschermd. De belangrijkste verboden zijn:

Het verbod op het doden, verwonden, vangen en opzettelijk verontrusten van beschermde inheemse diersoorten (artikelen 9 en 10);
Het verbod op het beschadigen, vernielen, verstoren, uithalen of wegnemen van nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse diersoorten (artikel 11);
Het verbod op het zoeken, rapen, uitnemen of beschadigen van eieren van beschermde inheemse diersoorten (artikel 12);
Het verbod op de handel, het vervoer en het onder zich hebben van beschermde dieren of ervan afkomstige producten (artikel 13);
Het verbod om dieren of eieren van dieren in de vrije natuur uit te zetten, met uitzondering van aangewezen vissoorten waarop de Visserijwet van toepassing is (artikel 14).

De Wet bevat tevens een verbod om zonder vergunning van de Minister van EL&I van een Nederlands schip uit walvissen (gedefinieerd als “baleinwalvissen en potvissen”) te vangen of te doden dan wel aan boord van een zodanig schip walvissen te verwerken (artikel 12a). Deze bepaling was voorheen opgenomen in de Wet op de Walvisvangst 1960 die inmiddels is ingetrokken.

De overige hoofdstukken van de Wet hebben onder andere betrekking op:

De aanwijzing als beschermde leefomgeving en de gevolgen die daaruit voortvloeien (Hoofdstuk IV);
Bijzondere bepalingen omtrent faunabeheereenheden en faunabeheerplannen en de jacht, bijzondere vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen (Hoofdstuk V);
Het faunafonds (Hoofdstuk VI);
Toezicht, straf en dwangbepalingen (Hoofdstuk VIII).

Met betrekking tot de verbodsbepalingen uit Hoofdstuk III geldt een uitgebreid stelsel van uitzonderingen, dat geregeld is in Hoofdstuk V en een aantal lagere regelingen.

Volledige wetstekst: Flora- en faunawet op wetten.nl